Een handelsrechtbank in Madrid heeft Meta Platforms opgedragen €479 miljoen (ongeveer US$552 miljoen) te betalen aan 87 Spaanse digitale mediakanalen. De uitspraak stelde vast dat het bedrijf een “aanzienlijk concurrentievoordeel” behaalde door persoonlijke gegevens te gebruiken om zijn advertentieactiviteiten op Facebook en Instagram te stimuleren. De rechtbank stelde dat Meta’s wijziging van de wettelijke basis voor het verwerken van gebruikersgegevens, van toestemming naar “uitvoering van een contract”, in strijd was met de Algemene Verordening Gegevensbescherming van de EU en de Spaanse wet op oneerlijke concurrentie. De beslissing geldt voor praktijken tussen mei 2018 en augustus 2023.
Meta betwistte de uitspraak en zei dat het van plan is in beroep te gaan. In een verklaring beschreef het bedrijf de claims als onbewezen voor schade en zei het dat het tools biedt waarmee gebruikers het datagebruik kunnen beheersen. Meta zei dat het voldoet aan de toepasselijke wetgeving en vindt dat de zaak verkeerd begrijpt hoe online adverteren werkt. Het bedrijf heeft eerder toelatingsmaatregelen in Europa ondergaan, wat context toevoegt aan het huidige geschil.
Juridische experts zeiden dat de uitspraak een precedent kan scheppen voor hoe digitale platforms verantwoordelijk worden gehouden op zowel privacy- als mededingingswet. De rechtbank schatte dat Meta in de onderzochte periode minstens €5,3 miljard aan winst behaalde uit gerichte reclame. De beslissing zou soortgelijke acties kunnen inspireren in andere EU-landen, waar toezichthouders en uitgevers datagedreven bedrijfsmodellen uitdagen. Sommige waarnemers verwachten dat bedrijven hun verwerking van persoonsgegevens voor brede reclamedoeleinden heroverwegen.
De betrokken uitgevers hadden betoogd dat het gebruik van persoonsgegevens door Meta het bedrijf een oneerlijk zakelijk voordeel gaf op de online advertentiemarkt. Zij stelden dat de verschuiving in juridische basis Meta in staat stelde gebruikersgegevens zonder duidelijke toestemming te verwerken en zeer gepersonaliseerde advertenties op grote schaal te leveren. De rechtbank accepteerde het standpunt van de uitgevers en oordeelde dat de praktijken van Meta de concurrentie vervormden. Meta zal nu moeten bepalen hoeveel van het bedrag vooraf wordt betaald en hoe de individuele mediakanalen de vergoeding zullen verdelen.
Voor digitale dienstgebruikers benadrukt de uitspraak hoe persoonlijke gegevens een belangrijk onderdeel zijn geworden van bedrijfsmodellen voor grote platforms. Hoewel gebruikers de controle lijken te hebben, laat het juridische geschil zien hoe bedrijven brede juridische kaders kunnen inroepen om gegevensverzameling te rechtvaardigen. Deze zaak herinnert gebruikers eraan om privacy-instellingen te bekijken, te overwegen hoe hun gegevens worden verwerkt en te begrijpen hoe zelfs gratis diensten persoonlijke informatie als waarde kunnen gebruiken. Platforms die wereldwijd opereren, kunnen toenemende druk ondervinden om transparantie te waarborgen over het gebruik van data.
